tag:blogger.com,1999:blog-53526147340452354382024-03-08T11:27:32.449-08:00KwestiesUnknownnoreply@blogger.comBlogger6125tag:blogger.com,1999:blog-5352614734045235438.post-65091844486783426702009-02-22T07:52:00.000-08:002009-02-22T07:58:28.305-08:00Myxomatose in het Precambrium!Ik ben door "the God Delusion" van Dawkins aan 't bladeren, en van de vele<br />opmerkingen die in dat verband gemaakt kunnen worden geef ik zelf de<br />volgende:<br /><br />- hierbij een uittreksel waarin Dawkins zelf het over<br />het onderscheid tussen de waarom-vraag en de hoe-vraag heeft:<br />“(...) It is a tedious cliché (and, unlike many clichés, it isn't even true) that science concerns itself with how questions, but only theology is equipped to answer why questions. What on Earth is a why question? Not every English sentence beginning with the word 'why' is a legitimate question. Why are unicorns hollow? Some questions simply do not deserve an answer. What is the colour of abstraction? What is the smell of hope? The fact that a question can be phrased in a grammatically correct English sentence doesn't make it meaningful, or entitle it to our serious attention. Nor, even if the question is a real one, does the fact that science cannot answer it imply that religion can.<br />Perhaps there are some genuinely profound and meaningful questions that are forever beyond the reach of science. Maybe quantum theory is already knocking on the door of the unfathomable. But if science cannot answer some ultimate question, what makes anybody think that religion can? I suspect that neither the Cambridge or the Oxford astronomer really believed that theologians have any expertise that enables them to answer questions that are too deep for science. I suspect that both astronomers were, yet again, bending over backwards to be polite: theologians have nothing worthwile to say about anything else; let's throw them a sop and let them worry away at a couple of questions that nobody can answer and maybe never will. Unlike my astronomer friends, I don't think we should even throw them a sop. I have yet to see any good reason to suppose that theology (as opposed to biblical history, literature, etc.) is a subject at all. (...)”<br />Volgens mij is met dit stukje de werkelijke discussie (zoals ik het begrijp, deze die als doel heeft een eerlijke uitwisseling van ideeën te bewerkstelligen) gesloten wegens gebrek aan voorwerp, tenzij voor wie geniet van de discussie omwille van de discussie. Dawkins betwijfelt nl. de legitimiteit van de waarom-vragen, en erkent dat hij deze vragen niet kan beantwoorden. Daarmee is de kous af voor wat betreft de bijdrage van Dawkins aan het debat: hij vindt de vraagstelling (dus het voorwerp) van religie niet interessant, en heeft zelf geen antwoord. Dat is zijn goed recht en ik betwist hem dat niet. "Religie" vindt deze vraagstelling wel interessant en biedt er ook een antwoord op, een en ander tot bevrediging van de meerderheid van de wereldbevolking (maar voor de opmerking die ik maak had één individu volstaan) die zich deze vragen wel stelt. Dat Dawkins er niet bij kan dat dit kan, of hoe dit kan, of waarom dit kan, of waarom een "wetenschapper" dat niet zou kunnen, en een theoloog wel, is zijn probleem, dat naar ik vrees, voorlopig niet zal opgelost worden. De rest is dovemansgesprek.<br /><br />Terzijde toch nog een aantal opmerkingen:<br /><br />(1) op geen enkel ogenblik verduidelijkt Dawkins wat hij bedoelt met "wetenschap" of definieert hij "wetenschap" of de wetenschappelijke methode. Ik merk op dat dit een immunisatiestrategie is. "Religie" (ik probeer de terminologie van Dawkins te volgen) doet - arguably - iets soortgelijks. Maar waar het taboe op de Godsdefinitie, - naam of -afbeelding geen afbreuk<br />doet aan "de religie", zoals beoordeeld in overeenstemming met "religieuze maatstaven", is dit wel een probleem voor "het Darwinisme" zoals beoordeeld met "wetenschappelijke maatstaven". Dit lijkt muggenzifterij maar heeft belang, en wel om volgende reden: ik meen dat het ganse betoog van Dawkins op geen enkele wijze beantwoordt aan de vereisten van de wetenschappelijke methode, of zelfs van de primitieve versie daarvan die Darwin zelf<br />hanteerde, en dit terwijl hij "de wetenschap", of liever, "het Darwinisme" inroept om "de religie" af te breken. Ik zeg in deze opmerking (1) niet dat zijn argumentatie per se onredelijk is (al is die dat wel), ik zeg dat ik betwist dat ze voldoet aan de vereisten van het (natuur)wetenschappelijk<br />onderzoek. Ik meen dat deze zelfde opmerking ook geldt voor de als evolutiepsychologie en evolutiefilosofie (alsook voor "Darwinisme" en "Gender Studies" etc.) gekende disciplines, dat het gaat om onbewezen en onbewijsbare theorieën, soms interessant, soms niet zonder waarde, maar niet "wetenschappelijk" sensu stricto, en vaak bedacht door mensen met meer tijd<br />dan werklust.<br /><br />(2) Van alle denkfouten die Dawkins in het algemeen maakt is de fundamenteelste de materialistische petitio principii. Ik voeg hieronder in dit verband een tekstje van Schopenhauer in; ik heb de Nederlandse vertaling thuis maar vind die niet direct op het internet.<br /><br />(3) Een laatste - opnieuw, wezenlijk irrelevante- opmerking met betrekking tot de nooddruft van de negerslaven. Onder de talloze uitspraken van Dawkins waar ik bedenkingen bij heb voor wat hun juistheid betreft (onder meer maar niet uitsluitend zijn opvatting dat katholieken voortdurend onder een verpletterend schuldgevoel gebukt gaan, dat de opvattingen van Jerry Falwell en Osama bin Laden op mondiale schaal representatief zijn voor deze van gelovige mensen in het algemeen of nog zijn kinderlijk begrip van wat de onbevlekte ontvangenis inhoudt) valt deze mij op:<br /><br />"(...) Nor are Darwinians satisfied by political explanations, such as 'Religion is a tool used by the ruling class to subjugate the underclass.' It is surely true that black slaves in America were consoled by promises of another life, which blunted their dissatisfaction with this one and thereby benefited their owners. (...)".<br /><br />- Zelfs als je ervan uitgaat dat wat hij schrijft feitelijk waar is, bevoordeelt die troost onmiddelijk de negerslaven zelf en slechts middelijk hun eigenaars, dit dus per hypothese Dawkinsi. Deze aanvulling is belangrijk omdat zo de onjuiste en bij wege van praeteritio vermelde stelling dat<br />religie een zuiver instrument is van oppressie, strekkende tot voordeel van de machtigen, ontkracht wordt. Tot daar mijn welwillendheid.<br />- Ik denk dat ik, vermoedelijk uit een reportage over Obama, eens heb bijgeleerd dat het christendom van de negerslaven net werd onderdrukt door de slaveneigenaars. Dit lijkt mij ook logischer. Ik herinner me nl. eveneens dat er wat protest was tegen het als met een ziel begiftigd beschouwen van slaven behorend tot andere ethnieën; dit maakt het nl. vanuit religieus<br />perspectief moeilijker verdedigbaar hen als slaven te behandelen. Daarnaast is de abolitionist movement voor zover ik weet in religieuze middens ontstaan en religieus geïnspireerd. (Founding father Jefferson, waar Dawkins voortdurend naar verwijst en in wie hij een atheïst vermoedt, had overigens zelf nogal veel slaven). Ook de zwarte burgerrechtenbeweging is doorheen haar korte geschiedenis en nu nog uitgesproken religieus (overwegend<br />christelijk, met een korte zijtak naar een eigen variant van de islam die opgeld maakte in de jaren zestig en zeventig), waarvan hier een mooie muzikale illustratie: <a href="http://www.youtube.com/watch?v=gtLcELU1brA" target="_blank">http://www.youtube.com/watch?v=gtLcELU1brA</a>. Ik vrees dat net zoals geldt voor de vrouwenrechten en de jodenvervolging door de nazi's, de geschiedenis ook hier ten nadele van het christendom wordt herschreven.<br /><br />Jelle.<br /><br />Uit de wereld als wil en voorstelling van Schopenhauer.<br /><br />“The objective method [i.e. the method of philosophy which starts from the object and proceeds to the subject] can be developed most consistently and carried farthest when it appears as materialism proper. It regards matter, and with it time and space, as existing absolutely, and passes over the relation to the subject in which alone all this exists. Further, it lays hold of the law of causality as the guiding line on which it tries to progress, taking it to be a self-existing order or arrangement of things, veritas aeterna, and consequently passing over the understanding, in which and for which alone causality is. It tries to find the first and simplest<br />state of matter, and then to develop all others from it, ascending from mere mechanisms to chemistry, to polarity, to the vegetable and animal kingdoms. Supposing this were successful, the last link of the chain would be animal sensibility, that is to say knowledge; which, in consequence, would then appear as a mere modification of matter, a state of matter produced by causality.<br /><br />“Now if we had followed materialism thus far with clear notions, then, having reached its highest point, we should experience a sudden fit of inexhaustible laughter of the Olympians. As though waking from a dream, we should all at once become aware that its final result, produced so<br />laboriously, namely knowledge, was already presupposed as the indispensable condition at the very first starting-point, at mere matter. With this we imagined that we thought of matter, but in fact we had thought of nothing but the subject that represents matter, the eye that sees it, the hand the feels it, the understanding that knows it. Thus the tremendous petitio<br />principii disclosed itself unexpectedly, for suddenly the last link showed itself as the fixed point, the chain as a circle, and the materialist was like Baron von Münchhausen who, when swimming in water on horseback, drew his horse up by his legs, and himself by his upturned pigtail. Accordingly, the fundamental absurdity of materialism consists in the fact that it starts<br />from the objective; it takes an objective something as the ultimate ground of explanation, whether this be matter in the abstract simply as it is thought, or after it has entered into the form empirically given, and hence substance, perhaps the chemical elements together with their primary combinations. Some such thing it takes as existing absolutely and in itself,<br />in order to let organic nature and finally the knowing subject emerge from it, and completely to explain these; whereas in truth everything objective is already conditioned in such manifold ways by the knowing subject with the forms of its knowing, and presupposes these forms; consequently it wholly disappears when the subject is thought away.<br /><br />“Materialism is therefore the attempt to explain what is directly given to<br />us from what is given indirectly. Everything objective, extended, active,<br />and hence everything material, is regarded by materialism as so solid a basis for its explanations that a reduction to this (especially if it should ultimately result in thrust and counter-thrust) can leave nothing to be desired. All this is something that is given only very indirectly and<br />conditionally, and is therefore only relatively present, for it has passed through the machinery and fabrication of the brain, and hence has entered the forms of time, space, and causality, by virtue of which it is first of all presented as extended in space and operating in time. From such an indirectly given thing, materialism tries to explain even the directly given, the representation (in which all this exists), and finally the will, from which rather are actually to be explained all those fundamental forces which manifest themselves on the guiding line of causes, and hence according to law. To the assertion that knowledge is a modification of matter there is<br />always opposed with equal justice the contrary assertion that all matter is only modification of the subject's knowing, as the subject's representation.<br /><br />“Yet at bottom, the aim and ideal of all natural science is a materialism wholly carried into effect. That we here recognize this as obviously impossible confirms another truth that will result from our further consideration, namely the truth that all science in the real sense, by which<br />I understand systematic knowledge under the guidance of the principle of sufficient reason, can never reach a final goal or give an entirely satisfactory explanation. It never aims at the inmost nature of the world; it can never get beyond the representation; on the contrary, it really tells<br />us nothing more than the relation of one representation to another.”<br /><br />— Die Welt als Wille und Vorstellung, vol. I §7 (tr. E.F. J. Payne)Unknownnoreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-5352614734045235438.post-34472990488036008932008-10-29T04:54:00.000-07:002008-10-29T04:55:15.850-07:00De banalisering van de WaarheidDe Waarheid is een gratieloos, oud woord geworden dat nog nauwelijks betekenis heeft. Het wordt ons nog maar eens aangetoond met de publicatie van een nieuwe waarheid over ‘Jezus van Nazareth’. Vorige maand verscheen een boek met als titel die roepnaam van onze Heiland, waarin regisseur Paul Verhoeven ons ‘zijn ongezouten, doorgedachte mening’ geeft over de persoon Jezus van Nazareth.<br />Natuurlijk ben ik niet van plan zo een boek te lezen, ook niet om erin de ware van de onware uitspraken te onderscheiden. De aanmatiging om een eeuw na de grote opkomst van de Leben-Jesu-Forschung alle geleerde hoofden de loef af te steken en de man Jezus te bevrijden van de mythe die zich rond hem vormde, kan daarvoor als reden volstaan.<br />Dat de media een dergelijke mening, die de tegendraadsheid heeft van een hamburgertent, toch opdienen, roept de vraag op waar Plato zijn hoofd al over brak: “waarom verlustigt de mens zich in meningen, maar zoekt hij de Waarheid niet?” Ik laat ze onbeantwoord.<br />De prangende vraag is wat een christen met een dergelijk boek moet aanvangen. Wat mij beklemt, is de onmacht en de verbaasde zwijgzaamheid van vele gelovigen bij het verschijnen van soortgelijke werken. Dat de man een boek schrijft, geen erg, het weze tot meerdere eer en glorie van God. Maar het ontbreekt de geloofsgemeenschappen duidelijk aan opvoeding. Geloof en ratio zijn namelijk een niet te dissociëren tweetal. Geestelijke ervaring en studie: dat zijn de twee bronnen, waar men onophoudelijk naar moet terugkeren. Als er al geestelijke ervaring is in onze kerken, is er een schrijnend gebrek aan ‘gelovige studie’. Uitsluitend het zogenaamd zuiver historische leven van de man Jezus bestuderen, is voor de gelovige geen optie. Niet omdat hij een wetenschappelijke waarheid moet ontkennen, maar omdat die zonder het licht van het geloof van nul en gener waarde is. De werkelijke Historische Waarheid van het leven van Jezus is enkel te vatten binnen de beweging van de Heilsgeschiedenis. De Bijbel lezen op zoek naar de waarheid over de man uit Nazareth, zonder Hem de Christus te willen noemen, is als over de man Napoleon schrijven en abstractie willen maken van zijn keizerrijk. De evangeliën verhalen over Jezus als de Christus. De evangelisten hebben de biografie van ‘Jezus Christus’ neergepend of niets gepend. Meer nog, in het evangelie spreekt de levende Christus, en die verkondiging, heeft, zoals ook Paulus zegt, geen zin als Hij daarin niet werkzaam is, “als Christus niet is opgestaan, dan is onze prediking zonder inhoud en uw geloof leeg” (1Kor 15, 14).<br />Het is dus Christus, en niet de ‘de man van Nazareth zoals hij echt was’ (wat een loutere historische fictie is, een constructie op basis van een verhaal over de Christus, Jezus, de Redder die een mens was, met de nadruk op hetgeen van hem onze Redder maakt) die zegt van zichzelf: “ik ben de Weg, de Waarheid, en het Leven” (Joh 14, 6). Doorheen dat majestueuze ‘ik’ van Christus loopt de hele Heilsgeschiedenis, de geschiedenis van de relatie van God en mens. Dat getuigenis is stoffig en schor, dood, als het enkel om het wondere leven van een in vervlogen tijden levende man zou gaan. Zo een figuur, die zichzelf in een ijlende waan aanbiedt als de maatstaf voor het leven, kan ons niet redden. Maar de Stem die spreekt, opent de Weg tot voor onze voeten en voert ons naar het Leven in Waarheid.<br />Die Waarheid wordt veel te gemakkelijk als een soort monolithisch, statisch blok voorgesteld. Zelfs wanneer we menen dat het volledig bereiken ervan een illusie is, blijven we denken in functie van een waarheid die blijft wat ze is, maar die we slechts gedeeltelijk benaderen. Alsof er de ware uitspraken in deze wereld zijn, en daarnaast, of daarboven de laatste ware uitspraken over alles – uitspraken die wij niet kunnen doen, maar die we dan bijvoorbeeld als de goddelijke kennis omschrijven (en waarbij we kennis dan onmiddellijk terug verstaan zoals een verzameling informatie).<br />Laten we om eenvoudig en snel van register te veranderen, stellen dat de kennis van de gelovige een soort ‘mensenkennis’ is (zoals die tussen man en vrouw), de kennis die zou voorkomen uit wat in de traditie ook wel een gesprek van ziel tot ziel genoemd wordt. Zó iemands hart te doorgronden, dát is kennis van de Waarheid, van het Goede, het Schone – zoals de kerkvaders in het zog van de neoplatonici zegden. In die waarheid kan de mens, van zijn kant, enkel smachtend binnendringen zonder ooit aan te komen. Alle grote geestelijke schrijvers hebben het over die ‘groei in het geloof’, over een steeds dieper doordringen in de zich steeds weer verdiepende Waarheid waar geen eind aan komt. Gregorius van Nyssa verwoordt het prachtig in zijn commentaar op het Hooglied: “De ziel leert dat de ware vervulling van haar verlangen bestaat in een voortdurende zoektocht en in een onophoudelijke opgang, wanneer ze ziet dat elke vervulling van haar verlangen telkens opnieuw een dieper verlangen veroorzaakt naar het transcendente. Dan beseft ze dat ze altijd meer en meer zal ontdekken van de onvatbare en onverhoopte schoonheid van haar bruidegom, en dit tot in der eeuwigheid”.<br />Toch vragen we sinds mensenheugenis met Pilatus: “Quid est veritas, wat is de waarheid?” Het wetenschappelijk historisch-kritisch onderzoek dat gebeurt over de Bijbel is cruciaal, maar wie leert ons dat die waarheid (met kleine letter) slechts in laaiende verwondering kan staan voor het aanschijn van de Waarheid die grondslag is van het geloof? Ook Ignatius van Loyola, de stichter van de jezuïeten, legt een grote nadruk op studie – en de Gezellen van Jezus zijn nog steeds zowel beroemd als berucht om hun academische discipline. Nochtans vertrouwde de heilige Ignatius zijn hele leven eerst en vooral op de goddelijke nabijheid en de openbaring die hij, aan de Cardonerrivier, kreeg van Gods liefde, en is de studie er enkel om de juiste maat te geven aan die liefdesgrond. Studie is niet meer dan een disciplinering van de geest, die in voortdurende tweespraak met God de Waarheid zoekt – de Waarheid die we in Hem liefhebben, door Hem lief te hebben, als we mét Hem liefhebben.<br />Dat daarom iedere gelovige, en, waarom niet, Paul Verhoeven nadenke over de volgende lering. – Het is een terloopse opmerking die gemaakt wordt bij een anonieme bespreking uit de 16e eeuw van de Geestelijk Oefeningen, het boekje dat Ignatius van Loyola opstelde om de ‘zielen te helpen’ in hun zoektocht naar God, aan de hand van zijn eigen ervaringen.<br />“In dit opzicht gelijken de Geestelijke Oefeningen enigszins op de Heilige Schriften. Want deze bewegen de ziel niet, indien men ze slechts eenvoudig doorleest; maar indien wij ze overwegen en beschouwen, zijn zij vol geheimen. Zo is het ook met de Geestelijke Oefeningen. Leest men ze oppervlakkig, dan schijnen zij slechts enige goede zedelijke voorschriften te bevatten, die intussen geen diepe indruk op ons maken. Maar wanneer men ze doet, dan hebben zij een geweldige kracht en uitwerking op de inwendige ommekeer der zielen en op de groei van het geestelijk leven; dat heeft de ondervinding ons reeds bewezen”. (MI, II, I, p. 883)<br /><br />Pieter Bob Van PetegemUnknownnoreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-5352614734045235438.post-22798487109450051142007-12-19T03:49:00.001-08:002007-12-19T04:05:08.001-08:00De Geest van onze spiritualiteit<p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style="">Iedereen en alles maakt het duidelijk: spiritualiteit is een <i style="">hot item</i>. </span><span lang="FR">“Spiritualiteit” zelf is een modewoord en is in zijn ruime gebruik een naam even ronkend als geestesverruiming, levenskunst, levensverdieping, spirituele therapie, bewustzijn, inspiratie en vele andere. Het is een omvattende soortnaam, een verzamelnaam waar zowat alles in past dat niet zo gemakkelijk te vatten is. Zo mogen onze sport en ontspanning tegenwoordig ook graag een snuifje spiritualiteit hebben. </span><span style="">Ikzelf word als filosoof ook steevast bij de spirituelen gerekend. </span><span lang="FR">Als mensen dan horen dat ik op de koop toe met de Bijbel bezig ben, is het hek helemaal van de dam. </span><span style="">Alle mogelijke spirituele problemen en vragen worden me voorgelegd, en hoe meer nadruk ik leg op het feit dat ik eigenlijk niet zo hoog oploop met om het even welke soort spiritualiteit, hoe meer men aandringt . </span><span lang="FR">Probeer zo iemand maar eens diets te maken dat je gelovig, laat staan katholiek (!) bent en je er, in tegenstelling tot wat zij menen, wèl graten in ziet alles over de zelfde spirituele kam te scheren. </span><span style="">Zo mag ik binnenkort met iemand over meditatief boogschieten gaan spreken omdat die persoon er zonder meer van uitgaat dat dit mij ongetwijfeld zal interesseren. </span><span lang="FR">Laatst was ik toch verwonderd: ik biechtte opnieuw aan iemand op welke opleiding ik had gedaan. Die persoon viel me bij. “Ik ben ook christen.” Toen ontspon zich een gesprek. </span><span style="">Of beter: een gesprek stond op het punt zich te ontspinnen. </span><span lang="FR">Want, ach, ik houd u niet te lang in spanning, u vermoedt wel dat het niet goed afliep. Als zogenaamde christenen aan reïncarnatie beginnen en “God” met “spiritualiteit” verwarren, dan haak ik af. </span><span style="">Die persoon op een vriendelijke manier afwimpelen en het gebeuren in een tolerant vergeten opzij schuiven, lukte echter maar matig. </span><span lang="FR">Het zou in elk geval toch weinig hebben mogen baten. Nog geen maand later werd ik uitgenodigd voor een boekvoorstelling. </span><span style="">Het betreft, zo meende ik, een boek geschreven door een geloofsgenoot met ietwat bizarre overtuigingen, maar goed, <i style="">oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden</i>. (Mt 7,1) Die avond stokte mijn adem. Hoe welwillender mijn poging om aan een vermeend geloofsgenoot wat krediet te schenken, des te pijnlijker de confrontatie met de werkelijkheid. </span><span lang="FR">Met het geloof had het boek weinig van doen; de namen “God” en “Jezus” figureerden erin als toevallige, plaatselijke, cultuurgebonden termen voor “het spirituele”. </span><span style="">Het goddelijke – dat wat we volgens onze lokale conventies “God” noemen – bereiken en bij onszelf zijn, is het ultieme spirituele doel dat we kunnen nastreven door naar behoren te mediteren; en voor goede raad daar omtrent mag de man van Nazareth allerhande kleine en grotere boeddha’s vergezellen. </span><span lang="FR">Alsof dit alles nog niet genoeg was om mijn zinnen volledig te verbijsteren, kwam ik in die dagen in contact met een hele groep van dergelijke “spiritualiteits-christenen”, mensen die het mogelijk achten God te vinden met tarot-kaarten, die mantra’s tekenen om Christus na te volgen en voor wie Isis en Maria een soort koppel vruchtbaarheidsgodinnen zijn. Een wee gevoel houd ik eraan over. <span style=""> </span>Een allegaartje new age onder de noemer christendom. Zoekt u zelf maar eens onder “spiritualiteit” op het net. <span style=""> </span>Waanzinnig! </span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span lang="FR"><o:p> </o:p></span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><i style=""><span lang="FR">Evangelium et Spiritus<o:p></o:p></span></i></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style="">Nu het weer de tijd is van pompoenen, van geesten en graven, de tijd van engeltjes en spirituele wezens, van vroeg donker en hang naar oude verhalen, moet het misschien nog maar eens gezegd: gelovigen zouden meer kies moeten zijn in hun woordgebruik. </span><span lang="FR">Niet omdat ze minder aanstootgevend zouden moeten zijn, zich de publieke opinie minder op de hals zouden moeten halen of minder mensen zouden moeten kwetsen, maar om de geloofsboodschap minder onrecht aan te doen en te laten aandoen. </span><span style="">Want de net genoemde strekkingen zijn des te gevaarlijker naarmate zij in sommige uitingen en in hun terminologie die van de christelijke boodschap en haar mystiek benaderen of overnemen. </span><span lang="FR">Wanneer we halve waarheden en bedenkelijke afkooksels van de christelijke boodschap gedogen, geven we krediet aan een bepaald flou dat het voor de meeste gelovigen onmogelijk maakt het onderscheid te vinden tussen de ontdekking van nieuwe aspecten van hun geloof en zaken die haaks op hun geloof staan. Daarom is het belangrijk eraan te herinneren dat onze goede boodschap (<i style="">eu-angelion</i>) een delicaat kleinood is dat met ontzag behandeld dient te worden. </span><span style="">Er is weliswaar altijd interpretatie nodig, maar evenzeer een grote schroom en de zorg het basisprincipe van het christendom nooit te verloochenen, namelijk dat voor een christen de persoon Christus de weg is langs waar wij tot de Vader komen en dat het de Geest is die het ons geeft die weg te mogen en te kunnen volgen. Als een christen het over spiritualiteit heeft, gaat het over die Geest (<i style="">Spiritus</i>), en niet over onze geestesgesteldheid of ons bewustzijn dat men, wanneer men het “verruimd” noemt, al spiritueel genoeg vindt.<o:p></o:p></span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style=""><o:p> </o:p></span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><i style=""><span style="">Tolerantie en heilige woede<o:p></o:p></span></i></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style="">Ik veroorloof me te zeggen dat er onder christenen een te grote laksheid is voor zichzelf, we zijn te gezapig in onze mildheid, te tolerant ten opzichte van onze eigen onnauwkeurigheid, en we noemen het “tolerantie voor de ander”. <o:p></o:p></span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style="">Het individu oordelen is niet mijn werk. </span><span lang="FR">God schouwt de harten. Maar we dienen wel behoedzaam te blijven. </span><span style="">Het individu – met zijn eigenheid en andersheid, en de rijkdom en fouten die dit inhoudt – moet gewaardeerd en met de nodige nederigheid behandeld worden. Maar de tolerantie mag geen alibi zijn om de essentie van onze geloofsboodschap te veronachtzamen.<o:p></o:p></span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style="">Aangenomen dat de gebrekkigheid van ons geloof, van de manier waarop we het vieren en uitdrukken, aangevuld wordt door het geheel van de kerkgemeenschap (<i style="">Ecclesia supplet</i>), dat Christus onze gebrekkigheid te hulp komt, dat God in de harten schouwt en het geloof van een onbespraakte, kleine man evenveel weegt in Gods ogen als dat van een grote, beroemde theoloog; kan ons taalgebruik, onze theologische onnauwkeurigheid ons dan verweten worden? </span><span lang="FR">Toch wel! Iedereen dient naar eigen vermogen zijn woorden te wikken en wegen. Mildheid is onze verplichting, maar we zijn evenzeer verantwoordelijk voor onze geloofsverkondiging (die onlosmakelijk verbonden is met de goede boodschap, die wil verkondigd worden). </span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style="">Ik voor mijzelf vind dat in feite elk goed menend christen een soort heilige woede zou moeten bekruipen wanneer hij ziet hoe de schat van het geloof gekleed als een hoer en opgemaakt met goedkope kralen en geslepen glas verpatst wordt. </span><span lang="FR">Soit, al waren er maar een paar enkelingen die deze woede bekroop. Ook Paulus smeekt de jonge Kerk, bij name van Timotheüs, hartstochtelijk: “<i style="">Bewaar de u toevertrouwde schat met de hulp van de heilige Geest die in ons woont</i>”. </span><span style="">(2Tim 1, 14) Iedereen kan, al naar gelang de Geest het hem geeft, deze schat bewaren en moèt dat ook in die mate doen. En dàt is spiritualiteit zoals een christen ze bedoelt: de door Christus volkomen geopenbaarde Liefde van God koesteren <i style="">met de hulp van de heilige Geest</i>. <o:p></o:p></span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style="">In onszelf moeten we die Liefdesschat bewaren, “<i style="">dat ze allen één mogen zijn; zoals U, Vader, in Mij bent en Ik in U, zo moeten zij in Ons zijn</i>” (Joh 17,21); in geloof en rede: “<i style="">als iemand erkent dat Jezus de Zoon van God is, woont God in hem en woont hij in God</i>” (1Joh 4,15). We moeten daarom behoedzaam zijn voor een verkondiging die in feite niet te rijmen valt met onze schat, met de “erkenning van Jezus, de Zoon van God”. Dat, zoals ik daarnet al schreef, bepaalde stromingen het discours van “de ons toevertrouwde schat” imiteren – bewust of onbewust, doordat ze bepaalde elementen overnemen, of enkel doordat ze zich een gevulgariseerde woordenschat toeëigenen –, maakt deze behoedzaamheid noodzakelijk. Want dat de verschillen subtiel lijken, maakt ze nog niet minder ingrijpend. En net doordat de verschillen in uitdrukking soms zo subtiel zijn, zijn ze zo gevaarlijk. </span><span lang="FR">Schijnbaar hetzelfde verbergt iets heel anders. Moet dus niet iedereen zich hoeden voor deze valsmunterij, en wie ze ziet ze niet aanklagen? Want spirituele misvattingen zijn als valse munten die, eens ze in het circuit zijn opgenomen, door vele onwetende handen worden doorgegeven.</span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span lang="FR"><o:p> </o:p></span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><i style=""><span lang="FR">Liefde en logos<o:p></o:p></span></i></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style="">Hoewel er pogingen bestaan om goede economen te zijn van onze christelijke huishouding, wordt onze geloofsschat in de praktijk als klatergoud behandeld. De manier waarop met de liturgie veel te onachtzaam wordt omgesprongen, is in dat opzicht paradigmatisch. Hoe komt het toch dat sommigen erin slagen het geloof te vieren zonder naar Gods Woord te luisteren? Ook is het geweldig dat iemand aan de gelovigen heeft geleerd dat ze in de mis poëzie kunnen gebruiken en hedendaagse muziek, maar dat niemand ze leerde waar die muziek moet voor dienen, en dat de Bijbel barst van poëzie. De bezorgdheid om de pertinentie en de<span style=""> </span>sociale aanvaardbaarheid van de morele uitspraken van de Kerk is veel groter dan de angst om mensen van Christus weg te voeren door ongerijmdheden te verkondigen wanneer we ons geloof vieren of verkondigen. <o:p></o:p></span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style="">Deze “tolerantie” is geen teken van liefde, maar laksheid en de kleinzielige angst aanstoot te geven door te zeggen dat iets niet door de beugel kan. Nochtans is de christelijke Liefde in essentie aanstootgevend. Want ze is zowel te groot, als niet mak genoeg. Ze komt niet overeen met de sociale conventies, en is net zo min politiek correct. “<i style="">De liefde is geduldig en vriendelijk; de liefde is niet afgunstig, zij praalt niet, zij verbeeldt zich niets</i>” (1Kor 13,4)… maar tevens gebaseerd op een bepaalde rede, de <i style="">logos</i> (rede, woord) die Christus zelf is. Vandaar dat Paulus verderop in zijn brief aan Timotheüs schrijft: “<i style="">Ik bezweer u voor het aanschijn van God en van Christus Jezus die levenden en doden zal oordelen, bij zijn verschijning en bij zijn koningschap: </i><span style="letter-spacing: 1pt;">verkondig het woord</span><i style="">, dring aan te pas en te onpas, weerleg, berisp, bemoedig, in één woord, geef uw onderricht met groot geduld</i>”. </span><span lang="FR">(2Tim 4, 1-2)</span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span lang="FR">Hieruit leer ik drie dingen. 1. Een Kerk is geen politiek bestel dat een rechtvaardigheid op maat van de pluraliteit van zijn burgers moet handhaven. De Kerk, of de gelovige moet “te pas en te onpas” zijn geloofsessentie beleven, en dat wil ook zeggen: te pas en te onpas getuige zijn van een orde die niet politiek correct is. 2. De Kerk is nochtans niet gewoon het niet politiek correcte. Neen, ze is getuige van een orde die niet van de wereld is – om de Schrift te parafraseren (Joh 15, 19; 17, 14-16). </span><span style="">Het geloof en het geloofsleven vereisen een zekere <i style="">logos</i> die bovenmenselijk is, en die autoriteit heeft op een ander niveau dan de politieke, rechterlijke of politionele macht. “Weerleg, berisp, bemoedig, onderricht!” </span><span lang="FR">3. Maar doe dat alles “met groot geduld”. Het gaat om een rigoureus bestel van het rechte Geloof (orthodoxie) en de juiste Hoop, maar de Liefde is de grootste. </span><span style="">(1Kor 13,13) Liefde is de grootste – van de drie (!). Wie <i style="">liefde</i> (met kleine letter) verkondigt is een goed mens, misschien wel een religieus mens, maar zeker niet noodzakelijk een christelijk mens. Als een christen “Liefde” zegt, bedoelt hij die welke het (onvolmaakte) beeld is van de goddelijke interpenetrerende Liefde van Vader, Zoon en Geest.<o:p></o:p></span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style=""><o:p> </o:p></span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><i style=""><span style="">Het huis op de rots<o:p></o:p></span></i></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style="">Toch laten we dus om één of andere reden toe dat iets dat “liefde” genoemd wordt, en dat naar bepaalde normen wel “goed” is, maar niet christelijk, de plaats inneemt van de Liefdesschat. </span><span lang="FR">Wanneer een dergelijke <i style="">liefde</i> (met kleine letter) ons enige doel wordt, hebben we inderdaad het innerlijke christendom niet nodig. Een amalgaam van “gelukstechnieken”, een verzameling van goede, zachte houdingen naar onszelf en anderen kan dan de klus klaren. Reiki, yoga, mantra’s, klankschalen, tarot, … laat maar komen. </span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style="">Om de ware Geest van Liefde in onze spiritualiteit te bewaren, dragen kerkgangers en verantwoordelijken in de Kerk dezelfde verantwoordelijkheid en moeten die volgens mij ook opnemen. </span><span lang="FR">Laten we de hiërarchie in de Kerk ook eens durven beleven in dat perspectief. Neem ik het mijn architect kwalijk dat hij de grenzen van het mogelijke aanduidt wanneer ik mijn huis bouw? Ik richt mijn huis in naar mijn smaak en ik bouw het volgens mijn verlangens, maar niet volgens mijn wetten. Daarom waarschuwt Paulus Timotheüs: “<i style="">Want er komt een tijd dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen. Zij zullen zich een menigte leraars aanschaffen naar eigen smaak, die hun naar de mond praten. En zij zullen hun oren sluiten voor de waarheid om te luisteren naar allerlei mythen</i>”. (2Tim 4,2-4) We “sluiten onze oren voor de waarheid” en houden meer van het “iedereen zijn ding”, van “als we maar gelukkig zijn”. </span><span style="">Daardoor laten we zèlf toe dat van onze schat niet veel meer over blijft dan een geheel van levenloze symbolen die op de wijze van kabbala en joodse letters voor wie geen woord Hebreeuws kan lezen, op de wijze van Keltische mythen als een hybride mengeling tussen Celtic muziek en trollenverhalen dienst doen voor het tekenen van “mystieke” prentjes op tarot-kaarten.<o:p></o:p></span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style=""><o:p> </o:p></span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style=""><o:p> </o:p></span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style="">Pieter Bob Van Petegem<o:p></o:p></span></p><div style="text-align: justify;"> </div><p class="MsoNormal" style="line-height: 150%; text-align: justify;"><span style="">Filosoof & Exegeet<o:p></o:p></span></p>Unknownnoreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-5352614734045235438.post-17247818263938712482007-12-18T07:15:00.000-08:002007-12-18T07:16:54.130-08:00Hoop voor DimiHoop voor Dimi.<br /><br /> Op 8 december publiceerde Dimitri Verhulst een column over de Pauselijke encycliek ‘Spe salvi’ waaruit vooral blijkt dat Verhulst de encycliek vermoedelijk niet gelezen en alleszins niet begrepen heeft. Het is miserabel te moeten lezen dat voor de heer schrijver klassiek Latijnse woorden, zoals ‘spe salvi’ een bron van onvervalste hilariteit zijn. Je zou voorwaar wanen niet De Morgen te lezen, maar de Volksgazet, die zich steeds mateloos opwond over ‘geleerde woorden die de werkmens niet kan verstaan’. Het wekt geen enkele verwondering dat de heer Verhulst die niet in staat blijkt de tekst contextueel en intertekstueel te lezen, terugvalt op het aloude procédé wat men niet aanvoelt of begrijpt dan maar uit te schelden.<br /><br /> Het is voor Verhulst duidelijk dat Benedictus XVI met de Latijnse titel voor zijn encycliek laat verstaan dat hij de gewone mensen niet wil bereiken en bewijst dat hij ‘zijn’ Kerk niet transparant wil hebben. De eerste encycliek, ‘Deus caritas est’, mag dan volgens Verhulst een meer welluidende naam dragen, de thematiek staat hem tegen. Want, weet Verhulst, de Paus zegt daarin dat men via de seksualiteit niet tot God kan komen. Verder wenst hij een notenapparaat en meent hij dat de bekendmaking van bronnen een meerwaarde zouden geven aan dat ‘opstel’.<br /><br /> Waarom schrijft Verhulst dingen die zo makkelijk te weerleggen zijn? Deus caritas est is net als Spe salvi beschikbaar op de website van het Vaticaan (<a href="http://www.vatican.va/">www.vatican.va</a>). In zes talen nog wel. Verhulst kan er zijn voordeel mee doen. Hij zou de encyclieken bijvoorbeeld kunnen lezen (begrijpen is, Verhulst erkent het zelf, teveel gevraagd). Mocht Verhulst enkel maar de conclusie van Deus caritas est gelezen hebben (randnummer 40-42), dan zou hij gemerkt hebben dat in die conclusie geen enkele verwijzing naar seksualiteit staat. Iets verder scrollen zou hem trouwens getoond hebben dat de eerste encycliek 36 voetnoten bevat.<br /><br /> Omdat hij zich in de voeten geschoten voelt wanneer de Paus schrijft dat Marx ondanks zijn goede bedoelingen de mensheid valse hoop gaf, vraagt Dimitri heel beleefd wat Zijn ‘visies op de toekomst zijn’, ‘voor onze lijkzak wordt dicht geritst’. Waarom komt Verhulst zaniken over zijn visieloze leven wanneer de Paus in Spe salvi over Marx schrijft dat die niet uitwerkte hoe die nieuwe wereld georganiseerd moest worden? De Paus geeft heel duidelijk aan dat de fout van Marx is de mens louter te beschouwen als product van economische omstandigheden. Het is, zoals Benedictus XVI terecht schrijft, niet mogelijk een mens te verheffen (verlossen) louter door een gunstig economisch klimaat te scheppen. In tegenstelling tot een dergelijk materialisme, verkondigt Benedictus XVI een Evangelie dat niet enkel informatief is, niet enkel kennis brengt (over bijvoorbeeld het hiernamaals), maar ook performatief. Hoop doet anders leven. Voor het overige is het nogal wiedes dat de Paus als hoofd van de Katholieke Kerk aan ongelovigen geen wereldse hoop kan garanderen. Het is trouwens bizar maar tekenend hoe zelfverklaarde atheïsten lastens de Katholieke Kerk blijven aanspraak maken op verlossing.<br /><br /> Het is natuurlijk ook jammer dat Verhulst geen onderscheid kan maken tussen de christelijke hoop op verlossing en de dagdagelijkse hoop op genezing van lichamelijke kwalen. Nochtans gaat de Paus vrij uitgebreid in op (morele en religieuze) verlossing en de manier waarop we aan werelds (bijvoorbeeld lichamelijk) lijden betekenis kunnen geven. Die uiteenzetting reduceren tot de keuze tussen chemotherapie en gebed is een vals dilemma en intellectueel volstrekt oneerlijk. De Paus schrijft net dat de rede een gift is, meer nog, dat God Rede en Liefde is, en voegt daaraan toe dat bij vooruitgang de morele en religieuze dimensie niet achterwege mag gelaten worden. Wij begrijpen niet welk probleem Verhulst daarmee kan hebben. <br /><br />Verhulst schrijft dat hij intellectueel in de onmogelijkheid verkeert om te geloven in één God, in een eeuwigheid bestaande uit drie personen: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, en dat Hij alles uit het niets heeft geschapen voor zijn eigen genoegen en doel.<br /><br />Dat klopt, en los van zijn intellectuele beperkingen staat Verhulst trouwens niet alleen. Ook Augustinus kon dat niet. Daarom hebben we het over ‘geloven’ en niet over ‘weten’.<br /><br />Verhulst schrijft verder dat de Paus Zijn ‘klep’ moet houden als het gaat over rechtvaardigheid en dat de Paus ‘crapuleus bezig’ is, nu de ‘grootste smeerlapperijen in onze geschiedenis’ op naam staan van de godsdienst.<br /><br />Wij veronderstellen maar dat Verhulst het niet over de Godsvrede, katholieke scholen of ziekenhuizen, het engagement van talloze religieuzen door de eeuwen heen, de in abdijen en kloosters verwezenlijkte ontwikkelingen in de landbouw en voedselvoorziening of kunst en cultuur heeft. En we laten in het midden hoe het scheldproza van Verhulst dan wel omschreven hoort te worden.<br /><br />Dat de Paus de beheerder zou zijn van het logistieke apparaat achter intense miserie door de wrede eeuwen klinkt misschien stilistisch mooi maar is finaal absurd. Bedoelt Verhulst dat de Katholieke Kerk instond voor de broodjesvoorziening en het transport van boevenbendes ten tijde van de pogroms?<br /><br />De ‘ongeluksfabriek’ waarvan Benedictus XVI ‘beheerder’ is, biedt miljoenen gelovigen troost, hoop, liefde en verlossing. Wat Verhulst de mensheid buiten zwak beargumenteerde hatelijkheden te bieden heeft, blijft vooralsnog onduidelijk. Dat hij zijn talenten aanwendt voor iets constructiefs, in plaats van de leider van een gemeenschap waar hij buiten staat en die hem wel met rust laat door het slijk te halen.<br /><br /> Door Filips Defoort (filosoof), Jelle Flo (jurist) en Pieter Van Petegem (exegeet).Unknownnoreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-5352614734045235438.post-578880598659529592007-12-18T05:21:00.000-08:002007-12-18T08:13:14.426-08:00Mechelen, hoofdstad van Vlaanderen? Tut tut en nog eens tut.Ik bekeek afgelopen weekend de bij De Standaard gratis te verkrijgen dvd <em>Bye Bye Belgium. </em>Blijkbaar leeft in flamingante kringen, in scherts of ernst, het idee dat Mechelen hoofdstad zou kunnen worden van Vlaanderen, mocht het gebeuren dat de Brusselaars zich na een afscheuring bij 't restant van België zouden wensen te voegen. Als argumenten zouden de centrale ligging en 't historische belang van de stad tellen.<br /><br />Voor de Brusselaars die zich aan hun hoofdstedelijke verplichtingen zouden wensen te onttrekken pleit ik inschikkelijkheid. Uit een broek stijgen dampen op die de geest kunnen benevelen.<br /><br />Tegen de flaminganten die dergelijke abominabiliteiten verkondigen wens ik strenger te zijn. Ik zeg hen zonder schroom: U dwaalt!<br /><br />Mechelen, hoofdstad van Vlaanderen. Tut tut en nog eens tut.<br /><br />Ik vestig eerst uw aandacht op de Mechelse situatie.<br /><br />Enige jaren geleden was ik in Mechelen op weekend met de scouts.<br /><br />Jongeren met petten in getunede auto's domineerden straatbeeld en -geluid.<br /><br />Ik zag er Yves Desmet op een fiets rijden op het jaagpad langs de Dijle. Sindsdien horen ze mij lachen van Lochristi tot in Hansbeke iedere keer hij in zijn dorpsgazet schrijft dat hij zich richt tot een stedelijk publiek.<br /><br />Bart Somers (geen fiets, wel terreinwagen, die heeft hij nodig om heelhuids door de Brusselse moerassen te geraken) zag ik er niet, maar 't schijnt dat de leden van zijn gemeenteraad hem ook niet vaak zien.<br /><br />De plaatselijke voetbalploeg wordt <em>Malinwa</em> genoemd en zij waren voor de supporters van <em>la Gantoise</em> (daar ligt een echte stad, waar Leie en Schelde samenvloeien, en merk ook dat men in Gent beter Frans schrijft dan in Mechelen) reeds <em>du caca</em> vóór voetbalhooligans beseften dat ook in Wallonië tegen ballen wordt getrapt.<br /><br />Malinwa, 't is een naam die men eerder verwacht terug te vinden in het stripalbum Kuifje in de Kongo (nu: Kuifje in Afrika, en binnenkort mogelijks ten prooi aan een nieuwe aanval van revisionisme, of gewoon verboden).<br /><br />Enfin, dat Marcinelle aan de Dijle dat ons Hans Otten schonk, als hoofdstad van Vlaanderen, dat is een absurditeit, dat is uitgesloten.<br /><br />Daarbij komt dat voor 't gros van de Vlamingen uit Vlaanderen, 't is te zeggen, Oost- en West – Vlaanderen en de door Frankrijk en Nederland bezette gebieden, de weg naar Mechelen over Brussel of Antwerpen loopt.<br />Centrale ligging, 't zal zijn. In Aarsele, Poperinge en zelfs Scheldewindeke lachen ze nu al met Brussel en de beslissingen die men daar neemt, en 't moerasgebied telt één miljoen inwoners, waaronder een honderdduizendtal Vlamingen (iets meer tussen negen en vier, wanneer 't ambtenarenlegioen de gebouwen van het ambitieus naamgegeven World Trade Center complex bemant), zo heb ik mij laten wijsmaken. Wat zou dat worden mocht 't Mechelen zijn.<br /><br />U zegt: Mechelen is wél centraal gelegen in het toekomstige onafhankelijke Vlaanderen. Ik antwoord u: romantiek is een subjectief gevoelen, dat elkeen naar b'lieven invullen mag. In míjn romantisch Vlaanderen ligt Mechelen niet in Vlaanderen maar in Brabant.<br /><br />Zijn er alternatieven denkbaar? Men zei dat Gent en Antwerpen elkaar het licht niet in de ogen gunden. Over Antwerpen kan ik kort zijn. Een Brabants vissersdorp is niet geroepen hoofdstad te worden van Vlaanderen.<br /><br />Blijven over: Gent, Brugge en Kortrijk.<br /><br />Gent is, net als Antwerpen overigens, een geuzennest. Nog voor de eerste stenen van de Sint-Baafsabdij gelegd werden, decreteerde reeds de burgemeester dat in stede van klokgelui, op zondagochtenden de internationale zou weerklinken, en op hoogdagen bandiera rossa.<br /><br />Ik voeg hier in wat Gezelle over de socialisten had te zeggen:<br /><br /><em>(...) geen van die rooden,<br />die al leven de and'ren dooden;<br />vullen hunne zakken stijf;<br />loopen met een anders wijf;<br />met Geloove en Zeden gekken;<br />ander'lieden centen stekken;<br />spelen 't volksgezinde spel<br />en doen eerst hun zelven wel.</em><br /><br />Daarbij komt dat Gent niet alleen een rood maar ook een nogal onzindelijk franskiljons nest is. In de woorden van Jacques Brel, in les F.: “<em>Bien qu'il y ait des rues à Gand qui pissent dans les deux langues.</em>”<br /><br />Gent mag dus ook eventueel bestaande hoofdstedelijke ambities opbergen.<br /><br />Brugge, het Bokrijk van West-Vlaanderen, zou een reële kanshebber zijn. Evenwel heeft de stad in het verleden bewezen onbetrouwbaar te zijn. Want wat schreef Robrecht van Bethune, zoon van Gewijde van Dampierre, Leeuw van Vlaanderen, voorvechter van de Vlaamse Beweging voor die wist dat ze bewoog, op 5 oktober 1280 aan de Bruggelingen? Ik citeer uit het boek van J.F. Verbruggen en Rolf Falter:<br /><br /><em>“nous vous mandons que ces oustrages, ces mesfais<br />et ceste desobeyssance vous veneis amender a no volontei<br />comme gens qui se est desloiautee, ce prochain joesdi<br />qui sera landemain de le Saint Denis a Warneston,<br />si chier ke vous aveis vos vies. Et ci ce ne voleis faire,<br />nous vous faisons savoir, par le teneur de ces<br />presentes lettres, que nous le vengerons a no pooir.”<br /></em><br />'t Is een raar Middeleeuws Nederlands, Vlaams of Diets dat de Leeuw van Vlaanderen hanteert, maar er blijkt duidelijk uit dat hij niet tevreden is over de Bruggelingen.<br /><br />Blijft over: Kortrijk.<br /><br />Kortrijk beschikt over vele kwaliteiten die haar geschikt maken als toekomstige hoofdstad van Vlaanderen.<br /><br />Mechelen is zoals gezegd de geboortestad van Bart Somers. Kortrijk schonk ons Lien Van de Kelder en Jan Palfijn, die de verlostang uitvond.<br /><br />Kortrijk is enigszins centraal gelegen. De nabijheid van een Vlaamse hoofdstad zal een hart onder de riem zijn van onze Vlaamse broeders in Rijsel en Robeke die zuchten onder 't Franse juk.<br /><br />Bij Kortrijk werd de Guldensporenslag gestreden. Een heilige mijlpaal in de geschiedenis die het werkelijke historische belang van het moddergevecht op de Groeningekouter tussen de troepen van de Franse koning en zijn opstandige vazal ten zeerste overstijgt. Al die romantische Vlaamsnationalisten uit Antwerpen en omstreken zullen zich dus graag neerleggen bij de logische keuze voor Kortrijk.<br /><br />Kortrijk is ook de hoofdstad van Zuidwest-Vlaanderen, ook nog het Texas van Vlaanderen genoemd, een gebied dat het economisch kloppende hart van België vormt, waar ondernemingszin in kleinere KMO's met onderbetaalde werknemers die wroeten en niet zagen hoogtij viert, en waar de koppige, noest werkende Vlaming alles in het werk stelt om zijn zuurverdiende daghuur aan de grijpgrage klauwen van de Staat te onttrekken. Dit moet de rechtsliberalen die sinds kort en op basis van economische motieven ook voor Vlaamse onafhankelijkheid pleiten toch ook een plezier doen.<br /><br />Hoewel de verfijnde en ontwikkelde Kortrijkzanen net zoals de Gentenaren en in tegenstelling tot die van Mechelen, vaak kunnen bogen op een goede kennis van het Frans, plassen de straten er niet, laat staan dat zij zulks in twee talen zouden doen. Daarop wordt nauwlettend toegezien door generaties van brave katholieke burgervaders.<br /><br />Tot slot vestig ik uw aandacht op de internationale uitstraling van Kortrijk. Onlangs was ik in Drongen iets aan 't drinken met een kameraad uit De Pinte en zijn echtgenote die afkomstig is uit Bavikhove.<br />'Vanwaar zijt gij,' vroeg die echtgenote mij.<br />'Van Kortrijk,' antwoordde ik.<br />'Ge zout 't nochtans niet zeggen.'<br />'Ik weet het, ik heb een Gents accent, maar mijn pa is van Lauwe en mijn ma van Wielsbeke, en zelf ben ik geboren in Kortrijk.'<br />'Jamaja, uw ma is van Wielsbeke en uw pa is van Lauwe, dan moet ge niet zeggen dat ge van Kortrijk zijt hé. Iedereen is geboren in Kortrijk. Ik ben ik ook geboren in Kortrijk. En denken dat ik al helegans geïntimideerd was omdat ik dacht, dju toch, ik moet opletten, ik spreek hier met iemand van Kortrijk, dat is chique volk.'Unknownnoreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-5352614734045235438.post-9193940130882013462007-12-18T05:16:00.000-08:002007-12-18T05:18:12.832-08:00KwestiesQuestie is een aardig woord!<br />'k Heb het in 't latijn gehoord,<br />en in 't engelsch, menigmaal<br />ook al in de fransche taal<br />maar in geene en komt het voort<br />lijk in 't aardig vlaamsche woord<br /><br />'Questie', zeg' me, in pijne en druk,<br />'Questie is't geen vlaamsch geluk?<br />Questie wat ons overhangt:<br />of een koe geen' haze vangt<br /><br />Questie hier en questie daar:<br />questie leve ik 't enden 't jaar?',<br />'k Had geen prente om in mijn blad,<br />- questie of gelooft gij dat?-<br /><br />en men zei: 'Nu drukt mijnheer<br />zonder prent', voor d'eersten keer<br />- 'Questie!' zeide ik, en ik vond<br />een versierde Q terstond<br /><br />'Dat en past niet!' zei men, 'K<br />dient voor Q in 't vlaamsch; 't is waa'!'<br />- 'Questie', zei'k, 'of K voor Q<br />ook niet dient?' Wat dunkt er u?...<br /><br />Wel! Terwijl gij wikt en weegt,<br />lezer, wie daar onrecht heeft,<br />'k zette Q en 'k houde.. Hoort:<br />questie is een aardig woord.<br /><br />Guido Gezelle, geciteerd uit: Johan Van Iseghem, “Gezelle humorist”, Davidsfonds/Clauwaert, Leuven, 1999Unknownnoreply@blogger.com0